Ze keken me aan met gitzwarte
kraaloogjes, zonder oordeel, en ik voerde hen gekookte patatjes met
tuinbonen. Zelfs wortelen kookte ik voor hen. Vroeger moesten ze die
rauw opeten maar nu dat hun einde naderde overviel me een onmacht,
een spijt. Ook wel de zekerheid dat het niet anders kon. Ik zou niet
weten hoe ik hen een dikke winterjas zou moeten aandoen als het nog
kouder wordt. En dan nog, die zou binnen de kortste keren aan flarden
hangen of aaneenkoeken van de modder. Het was dus ook goed voor
hen...
De slager kwam, bond een koord om een
van de achterste poten, en liet hen wandelen. Daar gingen ze dan,
rustig snuffelend. Eenmaal ter plaatse, een slag van de hamer. Ze
hebben nooit geweten dat ze dood waren. Het gebeurde met een
ongelooflijke trefzekerheid. De integriteit van de man was een hart
onder de riem. De efficiƫntie getuigde van vakmanschap.
De volgende dag begon het
verwerkingsproces. Gehakt, worst, en koteletjes in pakketjes steken.
Met een labeltje. Een laatste ereteken. Dank.
Alleen als je ooit varkens hebt
grootgebracht, weet je wat een massa restjes en energie daar in
steekt. Dat is voor af en toe. Voor speciale dagen. Wij houden zondag
vleesdag.
Moeke.